Twee jaar na het afstuderen aan de RUG woont 51% van de alumni niet meer in Noord-Nederland. Wanneer we hier vier jaar bij optellen is nog eens 12,5% van de RUG alumni vertrokken uit Noord-Nederland. Hoe kunnen we de aansluiting op de arbeidsmarkt verbeteren? En welke rol spelen organisaties in Noord-Nederland hier in? Vonk vroeg het aan Wijnand Aalderink, bestuurslid en programmamanager bij Samenwerking Noord en daarnaast coordinator External Relations voor de faculteit Economics and Business aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Na je studie vertrekken uit de stad waar je hebt gestudeerd, om in een andere regio of in het buitenland een baan te zoeken. Een veel voorkomend fenomeen dat wordt aangeduid als de braindrain, het letterlijk lekken van kennis uit een bepaald gebied. Iets wat ook in Noord-Nederland gebeurt, want veel studenten aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) lijken het idee te hebben dat ze na hun studie direct moeten vertrekken. In onze voorgaande blog vertelde Arjen Edzes dat organisaties serieus aangespoord mogen worden om zich te profileren onder jonge academici, om deze jonge talenten uit de collegebanken te halen. Als bestuurslid en programmamanager bij Samenwerking Noord en als coördinator External Relations voor de faculteit Economics and Business (FEB), staat Wijnand Aalderink midden tussen de organisaties en deze jonge talenten in Noord-Nederland in. Hij vertelt ons over zijn visie, ervaringen en ideeën, want hoe zit dat nou echt met die braindrain?
Samen waarde creëren
“Als je in deze tijd als organisatie waarde wilt creëren en wil innoveren, dan doe je dat niet meer in je eentje, dat doe je altijd samen”, begint Aalderink. Zo creëert Samenwerking Noord als vereniging de link tussen haar ledenorganisaties in Groningen, Friesland en Drenthe op het gebied van IT en digitalisering. Van overheden tot aan onderwijsinstellingen en van de sectoren energie tot aan transport en logistiek, in totaal zijn er 80 organisaties aangesloten. Zo wordt kennis en informatie actief uitgewisseld tussen de aangesloten organisaties en ontstaan er concrete samenwerking die leiden tot de ontwikkeling van nieuwe kennis en toepassingen.
“Als we het dan hebben over het creëren van waarde en innovatie, wie kunnen we daar dan beter bij gebruiken dan de jonge talenten die nu in het Noorden studeren?”, gaat Aalderink verder. Voorbeelden van dit soort samenwerking zijn de afgelopen jaren ook ontstaan bij de FEB, de faculteit heeft een aantal praktijkgerichte mogelijkheden opgezet voor studenten waarin ze als “student consultants” werken aan echte vraagstukken van het Noordelijke bedrijfsleven. “Die vakken en ook activiteiten buiten het reguliere curriculum zijn enorm waardevol, zowel voor de studenten als voor de Noordelijke organisaties waarvoor studenten aan de slag gaan”, zegt Aalderink. Daarmee wordt tijdens de studie kennis gemaakt en direct de eerste relatie gelegd. Daarnaast worden organisaties voorzien van een impuls om te innoveren die zij zelf in de waan van de dag minder gemakkelijk creëren.
“Dit is juist een gezamenlijke opgave. Door behoeften en kansen bijeen te brengen en samen te werken aan de match.” – Wijnand Aalderink
Het MKB en talentbehoud in Noord-Nederland
Toch betekent dat niet dat jonge talenten niet mogen vertrekken uit Noord-Nederland, legt Aalderink uit. “Er is inderdaad een kleiner percentage dat blijft en er is een groter percentage dat vertrekt, maar het is goed om daar met een open blik naar te kijken.” Het zou volgens hem pas echt problematisch zijn als alle academische talenten besluiten hier in de regio te blijven en er geen nieuw bloed van buiten binnenkwam. “Als het over het onderwerp braindrain gaat, blijven mensen vaak hangen in algemeenheden”, zegt Aalderink. Groningen, en met name de Rijksuniversiteit Groningen, heeft wereldwijd gigantisch veel ambassadeurs. Wie ooit in Groningen heeft gestudeerd en daarna als professional en alumnus de wereld is ingetrokken, blijft toch een stukje Noord-Nederland bij zich dragen. Een living brand en dat is hartstikke waardevol. Hoewel het misschien wat idealistisch klinkt, zorgt dit volgens Aalderink juist voor een groot netwerk van potentiële samenwerkingskansen voor Noord-Nederland.
“Als we vervolgens kijken naar talentbehoud, dan denk ik dat het belangrijk is om nog een paar stappen verder te gaan en om dieper af te dalen in de organisaties in Noord-Nederland. Door te kijken naar specifieke Noordelijke arbeidsmarktkansen en meer te segmenteren per sector.”, zegt Aalderink. Noord-Nederland kent veel MKB, dat zijn veelal organisaties die helemaal geen employer branding- of recruitment teams hebben. Zij presenteren zichzelf te weinig als aantrekkelijke werkgever, terwijl recruitment teams uit de Randstad volop recruiten in Noord-Nederland.
Deze MKB-organisaties denken wel eens: “we moeten iets”, maar toch blijft het vaak steken in goede voornemens. Het thema benoemen, op de kaart zetten en aandacht geven is dus belangrijk, maar dat alleen biedt onvoldoende resultaat. Aalderink legt namelijk uit dat de echte uitdaging ligt in het actief bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Organisaties moeten aan de slag, door zich te verdiepen in datgene wat binnen de sector en eigen organisatie nodig is, dus wat drijft talenten en waar bevinden deze talenten zich? “Dit is iets dat tijd kost en waar je je specifiek mee bezig moet houden, daarin kunnen kleinere organisaties collectief organiseren”, zegt Aalderink. Dus ook hier geldt, dit is juist een gezamenlijke opgave. Door behoeften en kansen bijeen te brengen en samen te werken aan de match.
Jong talent in Noord-Nederland
De verantwoordelijkheid ligt volgens Aalderink zeker niet alleen bij werkgevers en organisaties in Noord-Nederland, het vraagstuk kent meerdere kanten. Ook onderwijsinstellingen en studenten spelen hier een belangrijke rol in. Het is aan de faculteiten, opleidingen, docenten en aan de jonge talenten zelf om een actieve houding aan te nemen en de verbinding met de Noordelijke arbeidsmarkt te zoeken.
Aalderink legt uit dat de RUG hierin een steeds grotere verantwoordelijkheid ziet, toch moet er nog wel een slag gemaakt worden om dit daadwerkelijk in opleidingsprogramma’s te integreren.
Daarnaast vertelt Aalderink dat het carrière-thema bij studenten nog wel eens voor onrust en onzekerheid zorgt. Want hoe ziet mijn toekomst er straks uit? Waar kom ik dan terecht? En wat vindt mijn omgeving van de keuzes die ik maak? Studenten en recent afgestudeerden kijken daardoor met regelmaat over de mooie kansen in het noorden heen, terwijl er wel degelijk mooie kansen zijn.
En dat is iets waar onderwijsinstellingen volgens Aalderink een grotere rol in mogen spelen. Door organisaties en studenten al vroegtijdig tijdens de studie met elkaar in contact te brengen worden jonge talenten aan het denken gezet: “Ik kan iets moois doen in Noord-Nederland, dit is niet alleen de plek waar ik student kan zijn en waar ik kom om mijn biertje te drinken, ik kan hier ook mijn toekomst vinden. Juist bij kleinere organisaties in Noord-Nederland kan je als trainee in de cockpit het verschil maken, vandaag tijdens je studie kan je al impact hebben”, zegt Aalderink.
Hoe betrekken we talenten en hoe brengen we de twee werelden bij elkaar?
De drie partijen: organisaties, onderwijsinstellingen en jonge talenten, wijzen vaak naar elkaar. Maar als je echt iets wilt doen voor het Noorden en het behouden van talent dan is er geen andere weg dan de wegen actief en praktisch bij elkaar te brengen, sluit Aalderink af. “Ik zou zeggen, een Vonk Traineeship is mooi voorbeeld van hoe dat kan”.